Marronage

Marrons, Théodore Bray, circa 1650
Marrons, Théodore Bray, ca 1650

Eerste Marrondorpen    Marrons kozen hun dorpen vaak in moerasgebied, opdat de kolonisten hen niet zouden vinden. De eerste grote gemeenschappen van weglopers trokken van de plantages aan de Surinamerivier naar het westen, tot bij de rivier de Saramaca. Vandaaruit overvielen zij plantages om gereedschap, geweren of vrouwen mee te nemen. In 1760 sloten zij vrede met de Gouverneur van Suriname.

marrondorp

Daarbij kregen zij jaarlijks goederen en kleding uitgereikt maar zij moesten beloven dat nieuwe weglopers aan de Gouverneur werden uitgeleverd. Dit werd door de andere slavengemeenschappen niet erg op prijs gesteld. Later verhuisden deze groepen naar de bovenloop van de Surinamerivier, maar zij noemen zichzelf nog steeds de Saamaca. 

 

Buku en Kibrikondre    Vanaf ongeveer 1750 vestigden Marrons zich vanuit de plantages aan de Commewijnerivier in grote dorpen met namen als Pinnenburg of fort Buku, ergens in de Noordoostelijke kustmoerassen tussen het tegenwoordige Moengo en Albina. Het Gouvernement wist niet precies waar deze met palen versterkte dorpen lagen. Op de plantagekaart van Lavaux op deze pagina staat een blauwe marker bij Pinnenburg (tekst staat ondersteboven). 

Fort Buku
Fort Buku aan de overzijde van een moeras

Pas na zes pogingen wist men Buku te vinden en te veroveren. Maar de Marrons onder leiding van Boni en Aluku waren al naar elders vertrokken. Uiteindelijk gingen de Bonis zoals zij werden genoemd,  aan de bovenloop van de Marowijnerivier wonen. Jaren later werd Boni daar vermoord door Marrons van een andere stam.